Auto en fiscus in het licht van het regeerakkoord

De autofiscaliteit is in volle transitie. Reeds in 2022 nam de federale regeling maatregelen om het wagenpark van Belgische bedrijven milieuvriendelijker te maken, met een geleidelijke afbouw van de fiscale voordelen van nieuwe niet-emissievrije wagens. In 2025 worden de eerste gevolgen van die afbouw voelbaar. 

Ingevolge het regeerakkoord komt er gespreid over de jaren 2026 tot 2030 een nieuw aftrekbaarheidsschema voor hybride voertuigen, een zoveelste hervorming van de autofiscaliteit met verregaande gevolgen voor ondernemingen, zelfstandigen én hun adviseurs.

In dit seminarie worden de fiscale aftrekbaarheid van autokosten, de fiscale behandeling van elektrische wagens, de installatie van laadstations en de thematiek van de bedrijfswagens besproken. We gaan ook dieper in op het alternatief van het mobiliteitsbudget.

Het seminarie behandelt een breed scala aan praktijkvragen, zoals:

• Welke auto's zijn anno 2025 nog aftrekbaar en waar stopt het fiscaal voordeel? Welke concrete wijzigingen zijn er de laatste jaren doorgevoerd, zowel in de personenbelasting als in de vennootschapsbelasting?
• Hoe ziet de nieuwe regeling voor de aftrekbaarheid van (plug-in) hybrides eruit? En van elektrische voertuigen? Bestaan er nog verschilpunten tussen beide?
• Hoe wordt omgegaan met brandstofkosten van hybride voertuigen binnen de huidige regelgeving? 
• Wat met de terugbetaling van laadkosten? Wat met de laadinfrastructuur? Welke fiscale stimulansen bestaan er terzake? In welke gevallen kan er een beroep gedaan worden op de investeringsaftrek? En aan welk percentage? Wat als de laadpaal geïnstalleerd is op de ondernemingssite (of werkgeverssite)? Wat wordt er in deze context verstaan onder het begrip "ondernemingssite"? Maakt het fiscaal een verschil of enkel personeel van de onderneming aan de paal kan tanken of ook mensen van buiten de onderneming dat kunnen (bijvoorbeeld bezoekers, klanten)? Verschilt de regeling naargelang de elektrische wagen beroepsmatig dan wel voor privé-doeleinden wordt gebruikt? Als de laadpaal door de werkgever/vennootschap bij de werknemer/bedrijfsleider thuis geïnstalleerd wordt, kan er dan in hoofde van die werknemer/bedrijfsleider een voordeel van alle aard ontstaan? En wanneer gaat het om kosten eigen aan de werkgever/vennootschap? Hoe zit het met de terugbetaling van elektriciteitskosten door de werkgever voor het thuis opladen van een bedrijfswagen? Hoe moet de werkelijke elektriciteitskost berekend worden? Wat is het standpunt van de RSZ daaromtrent?
• Hoe bepaalt men de CO2-uitstoot van een voertuig? En wat is hierbij de rol van het gelijkvormigheidsattest en de DIV?
• Is de fiscale aftrekbeperking ook van toepassing op autokosten die door derden worden doorgerekend, zelfs wanneer deze expliciet en afzonderlijk op de factuur staan vermeld?
• Hoe past u de berekening van het voordeel van alle aard correct toe?
• Geldt er nog een 30/70-verhouding als verhouding tussen brandstofkosten (30 %) en de overige kosten van de wagen (70 %) voor het VAA? Waarom is dat van belang?
• Kan de eigen bijdrage van een werknemer of bedrijfsleider voor het privégebruik van een bedrijfswagen in mindering worden gebracht?
• Welke kosten verbonden aan woon-werkverkeer komen in aanmerking voor fiscale aftrek bij werkelijke kosten?
• Welke fiscale gevolgen heeft het aanbieden van een (internationale) tankkaart of laadpas aan werknemers of bedrijfsleiders? Wat als er een betaling wordt gedaan voor  de gedragen kosten als de tankkaart of laadpas niet werkt, of voor het thuis laden?
• Wat zijn de fiscale implicaties bij de verkoop van een bedrijfswagen?
• Wat is het verschil tussen renting en leasing? En wat met een lening? Wat is het interessantste? Wat zijn de fiscale gevolgen van een wijziging van leasing- of huurcontract? Wat als de werknemer rechtstreeks een eigen bijdrage betaalt aan de    leasinggever? Wat is het standpunt van de Rulingcommissie terzake?
• Is het interessant om de bedrijfswagen in te ruilen voor het mobiliteitsbudget en wat houdt dit juist in?
• Hoe verhouden mobiliteitsbudget en alternatieve vergoedingen zich tot deze evoluties?