Fiscale behandeling van bijkantoren/vaste inrichtingen: btw en inkomstenbelastingen
Dankzij de toenemende globalisering zetten steeds meer ondernemers de stap naar het buitenland. Het kan daarbij gaan van de loutere verkoop van producten in het buitenland tot het uitsturen van medewerkers met de bedoeling een vaste stek op de buitenlandse markt te veroveren.
Wanneer de buitenlandse activiteiten van de Belgische onderneming aanleiding geven tot het ontstaan van een fiscale vaste inrichting, creëert het buitenlands avontuur echter ook bijkomende fiscale verplichtingen. Omgekeerd, wanneer buitenlandse ondernemingen actief zijn in België heeft dit ook voor hen fiscale gevolgen.
In het eerste luik komen de aspecten van directe belastingen aan bod. Daarbij komen o.a. volgende vragen een antwoord:
- Wanneer ontstaat er een vaste Belgische inrichting? Wat is het onderscheid tussen een Belgische inrichting en een vaste inrichting?
- Welke voordelen biedt een vaste inrichting t.o.v. het oprichten van een dochteronderneming?
- Wat is het onderscheid tussen een materiële en personele vaste inrichting?
- Welke rol spelen de dubbelbelastingverdragen?
- Welke verplichtingen brengt een vaste inrichting in het buitenland met zich mee;
- Welke verplichtingen creëert een buitenlandse vaste inrichting in België?
- Moet de winst/verlies van een vaste inrichting meegeteld worden in de geconsolideerde jaarrekening om kmo-voorwaarden te controleren?
- Hoe het zit met de regels voor de aftrek van verliezen van een buitenlandse vaste inrichting?
- Is er een exit tax verschuldigd bij de overbrenging van activa naar een vaste inrichting in het buitenland?
- Wat is het risico als werknemers werken vanuit hun grensoverschrijdend thuiskantoor? Wat is de impact hiervan op het vlak van (belaste) vaste inrichtingen?
Omdat het begrip vaste inrichting mee bepaalt waar er btw verschuldigd is en door wie (de leverancier of de afnemer) speelt het begrip vaste inrichting een cruciale rol in de btw-wetgeving. Naar aanleiding van de veelvuldige rechtspraak over het begrip vaste inrichting, heeft de Raad via Verordening 282/2011 van 15 maart 2011 een uniforme definitie ingevoerd, nl.
“iedere inrichting die gekenmerkt wordt door een voldoende mate van duurzaamheid en een - wat personeel en technische middelen betreft - geschikte structuur om de voor haar eigen behoeften verrichte diensten te kunnen afnemen en ter plaatse te gebruiken”.
Ondanks deze duidelijke definitie bestaat er toch nog veel onzekerheid rond het begrip.
Zo heeft het Hof van Justitie zich de afgelopen drie jaar in verschillende zaken moeten uitspreken over dit begrip. Tot voor kort werd meestal een antwoord gezocht op de vraag of een bepaalde aanwezigheid in een lidstaat van één van de partijen bij een transactie kwalificeert als een vaste inrichting.
In 2020 kwam de vraag aan bod of, en onder welke voorwaarden, de aanwezigheid van een derde, die zelf geen partij is bij een transactie, in een bepaalde lidstaat kwalificeert als een vaste inrichting voor een partij. Dat deze vraag bijzonder actueel is, getuigt het groeiend aantal nationale procedures omtrent het strengere standpunt dat een aantal nationale belastingadministraties lijken in te nemen over vaste inrichtingen (met navorderingen van btw, boetes en interesten tot gevolg). Medio 2021 sprak het Hof zich uit over de vraag of een verhuurd onroerend goed kan kwalificeren als een vaste inrichting.
Begin 2022 kwam dan weer de vraag wat onder een “eigen personele en technische middelen” moet worden verstaan. Ook velde ze een oordeel in de materie waarbij een (klein)dochter al dan niet kan worden beschouwd als een vaste inrichting van een niet in dezelfde lidstaat gevestigde moedermaatschappij.
Ondanks een duidelijke definitie op btw-vlak bestaat er toch nog veel verwarring rondom het begrip “vaste inrichting”.
Tijdens dit seminarie krijgt u op praktische wijze een overzicht van de laatste stand van zaken. Hierbij geeft de spreker u een oplijsting van de rechtspraak, rechtsleer en uitspraken van de rulingcommissie.
23/38 O ON DEMAND | Beschikbaar vanaf 15/06/2023 | 7754
23/38 O ON DEMAND | Beschikbaar vanaf 15/06/2023 In winkelkar:23/38 O ON DEMAND | Beschikbaar vanaf 15/06/2023
Het seminarie duurt 3,5 uur.
U heeft de keuze tussen:
- het seminarie FYSIEK volgen op locatie in BRUSSEL, of
- het seminarie volgen via LIVESTREAMING (real time), of
- het seminarie UITGESTELD bekijken (on demand).
Iedere deelnemer ontvangt na het beantwoorden van de aanwezigheidsvragen en de afsluitende toets, zowel bij een seminarie op locatie, een real time- als een on-demand-seminarie, een attest erkend door de volgende instituten:
- het ITAA (categorie A);
- het I.B.R.;
- het BIV;
- de Vlaamse Balies;
- de Nationale Kamer van Notarissen.
Brussel - Odisee
Stormstraat 2
1000 Brussel
België
Bereikbaarheid: De campus is heel gemakkelijk te bereiken: te voet of met de fiets, met het openbaar vervoer, of met de auto.
Het station Brussel-Centraal ligt op wandelafstand van de campus. Om vanuit Brussel-Centraal tot aan de campus te geraken, volg je vanuit de grote hal van het station de Keizerinnenlaan. De vierde straat links is de Stormstraat.
De campus is vlot bereikbaar vanop de kleine ring rond Brussel.
Parking: de deelnemers aan de seminaries en de causerieën (met uitzondering van de Grondige Snelcursussen) ontvangen een gratis parkingticket dat enkel geldig is voor de volgende parkings:
- Parking Grote Markt, Grasmarkt 104, Brussel (inrit rechtover het Centraal Station)
- Parking Munt, Muntplein 25, Brussel
- Parking Schildknaap, Schildknaapstraat 15-17, Brussel
Real time
Een realtimeseminarie wordt op een vooraf bepaalde dag en op een vaststaand tijdstip gegeven. Je kan rechtstreeks en interactief deelnemen.
On demand
Een on-demand-seminarie is een opname van een seminarie. De deelnemer kan deze opname bekijken op een door hem/haar zelfgekozen tijdstip.